Oorspronkelijk gepubliceerd in 2005

Tips voor een geslaagde compositie

Scheve foto Rechtgetrokken foto

Afbeelding 1: Scheve versus rechte lijnen

Regel 1: rechte lijnen!

Dikwijls heb je een duidelijke (horizontale of verticale) referentielijn in je beeld, gaande van tafelvlak over kerktoren tot horizon. Zoek die dominante lijn en probeer je beeld parallel daaraan te kadreren. Dat is niet altijd gemakkelijk, want een lijn kruipt weg als ze niet recht op je lens valt. Maar hier zijn enkele tips om te helpen.

Een horizontale lijn is dikwijls het gemakkelijkst te gebruiken als referentie. Enkele voorbeelden: een ordinaire bank (zie fig. 1 hiernaast), de rand van een grasperk, een welgemetst muurtje, het altaar in de kerk, een venster, de onderkant van de auto, de rand van tafel/wieg/bad of, zoals gezegd: de horizon. Positioneer je recht voor die referentielijn (indien dat past natuurlijk in je compositie), "maak" de compositie en kantel je camera dan totdat die lijn samenvalt met de onder- of bovenkant van de zoeker; corrigeer indien nodig (trek het beeld recht) en kantel dan voorzichtig opnieuw naar je oorspronkelijk beeld, met behoud van horizontaliteit natuurlijk.

Het voornaamste probleem met die horizontale lijnen is dat je je niet altijd precies recht voor het onderwerp bevindt. Dan loopt die horizontale lijn schuin van jou weg en is ze niet bruikbaar als referentie. Anderzijds valt het in zo'n gevallen minder snel op dat je foto niet helemaal "recht" staat en gelukkig maar.

Als je je richt op een verticale lijn (de hoek van een muur, de zijkant van een raam of deur, een toren, een paal of een pilaar in de kerk), heb je des te meer komaf te maken met het perspectief, en nog meer als je met een groothoeklens werkt en de verre hoeken van de wereld nog schuiner op het beeldvlak vallen. Hou alleen rekening met de verticale lijn die in het midden van de zoeker staat, want anders is de kans groot dat je je laat misleiden. Hier geldt mutatis mutandis hetzelfde als in de vorige alinea's: indien je je moet behelpen met een verlichtingspaal aan de zijkant, maak de compositie, draai de camera totdat die paal in het midden van de zoeker staat en corrigeer totdat hij perfect recht in beeld staat. Draai dan de camera voorzichtig terug naar de originele compositie en neem de foto. Dit is niet zo gemakkelijk maar oefening helpt.

Scheve foto van huis

Afbeelding 2: Scheef!

De regenpijp rechts staat mooi recht. De dakrand boven (met bijhorende dakgoot) eveneens. En toch is er iets mis!

Rechtgetrokken foto van huis

Afbeelding 3: Recht!

De linkerkant van het grote rolluik (zie pijl) is ons beste aanknopingspunt: die moet recht naar beneden vallen. Dat het resultaat nog steeds niet om aan te zien is, komt doordat de foto van op de verkeerde plaats genomen is (zie tekst).

Zie "Afbeelding 2" hiernaast. De fotograaf heeft duidelijk geprobeerd om het huis voorbeeldig op de foto te krijgen: de dakgoot bovenaan is mooi evenwijdig met de beeldrand (horizontaal) en de muur uiterst rechts eveneens (verticaal). Toch is er iets mis deze foto. Het probleem spruit ons inziens voort uit het feit dat de fotograaf niet recht voor het gebouw stond. Hij had enkele meters moeten opschuiven naar links, voor zover zich daar geen kippenhok bevond. Doordat hij dat niet gedaan heeft, staat het huis er sowieso schuin op. De brave man heeft die perspectiefvertekening proberen te compenseren door de randen van het gebouw (boven en rechts) recht te kadreren. Daardoor heeft hij het probleem echter verergerd.

De foto daaronder toont hoe de foto had moeten genomen worden vanop die plaats (dit wil zeggen: als de fotograaf was vastgeplakt aan de grond). De beste referentielijn is de linkerrand van het grote rolluik (zie pijl). Die staat ongeveer in het midden van de foto en ze valt in haar geheel recht op de lens. Als die lijn recht gekadreerd is, maken de andere lijnen duidelijk dat de fotograaf gewoon schuin voor het huis stond. De horizontale lijnen vallen samen in een denkbeeldig punt links van de foto (ver buiten beeld); de verticale in een denkbeeldig punt boven de foto en zo moet het. Het resultaat is nog steeds niet fraai, maar het is het beste dat vanuit het standpunt van de fotograaf kon bekomen worden. Een erg leerzame foto.

Waterpas

Zorg voor rechte lijnen is zowat de belangrijkste raad die iemand jou kan geven: bijna elke foto heeft er baat bij. Een waterpas kan jou daarbij helpen. Sommige statieven hebben een waterpas ingebouwd; aan de hand van de luchtbel kan je er dus voor zorgen dat je fototoestel perfect horizontaal staat. Een hele zorg minder als je een foto neemt aan de kust bijvoorbeeld, maar ook landschappen met een minder duidelijke horizonlijn hebben er baat bij, en in de andere richting kerktorens, zuilen, ... alles van tafel tot verlichtingspaal. Als je geen waterpas-statief hebt, kan je je een losse waterpas aanschaffen zoals hiernaast afgebeeld. Hama had zo'n ding in haar gamma, maar je kan het ook kopen op eBay (zoek op "bubble level hot shoe"). Zet dit op de flitsvoet van je camera. Je kan dan niet meer flitsen, dat is waar, maar wanneer je met een statief werkt en niet hoeft te flitsen, is het goud waard.

Vele fototoestellen hebben tegenwoordig zo'n ding ingebouwd in de zoeker als een artificiële horizon en dat is nog veel beter. Pentax gaat zelfs nog verder door minimale afwijkingen zelf te corrigeren: als je je toestel bijna waterpas houdt, wordt de sensor intern gedraaid totdat hij perfect waterpas staat. Ingenieus!

Schaduw half weggevallen Schaduw volledig

Afbeelding 4: Schaduw

't Is maar een stukje schaduw, maar er scheelt iets aan de foto als het er niet is!

Regel 2: waar is dat laatste stukje?

Moderne fotografen nemen soms portretten waarbij de allerbovenste kant van de kop er met opzet niet opstaat. Niet dat er iets mis is met dat deel van het hoofd, het geeft naar verluidt een dynamische indruk als je het weglaat, maar dit is eerder de uitzondering.

In "Afbeelding 4" (aan het strand) is de foto niet echt "af" als die schaduw er niet helemaal op staat. 't Is geen ramp, akkoord, maar met zo'n dingen kan je je foto's onderscheiden van die van jouw nonkels en tantes. (Enne... in onderstaand geval was de kop beter een stukje over de horizon gekomen, maar da's een andere kwestie.)

Halve dingen wil niemand, het is alles of niets! Hoeveel foto's heb je niet met een secundaire kop doormidden gekliefd, links, rechts, onderaan of boven? Je neemt een foto van je kind dat de verjaardagstaart uitblaast, en degene die de taart op tafel heeft gezet, staat nog rechts in beeld, ongeveer van aan het middel tot vlak onder de schouders. Niks tegen die mens, hij of zij heeft zijn job gedaan, maar is het niet beter dat hij ofwel echt bij de foto staat, ofwel helemaal niet? Denk daar op het moment zelf maar even over na en vraag desnoods dat hij of zij zich even uit het beeld verwijdert. 't Is voor de compositie, zeg je maar.

Datzelfde geldt voor honderd-en-één kleinere dingen. Als de paardenstaart van jouw nichtje bijna helemaal op de foto staat, kan hij er beter helemaal opstaan. Als het bord van jouw oom aan de feesttafel gedeeltelijk op de foto staat (hij vond het witloof niet lekker), staat het er meestal beter helemaal op. Een vaasje met bloemen aan de rand van de foto: beter de hele vaas op de foto dan bijna helemaal. De elleboog van tante Trees: hij had er evengoed in zijn geheel kunnen opstaan, vooral als blijkt dat je aan de andere kant van de foto nog zoveel plaats had. Enzovoort enzovoort.

Natuurlijk is dit geen wet van Meden en Perzen: soms is een klein stukje precies voldoende. Je mag, zoals gezegd, iemand met een half voorhoofd op de foto zetten, en de voeten van jouw modelleke mogen eens wegvallen, we denken ze er welwillend bij. Maar meestal is bijna helemaal niet goed. Van bijna helemaal naar helemaal is voor de fotograaf trouwens maar een stapje achteruit.

Artefact Artefact weggewerkt

Afbeelding 5: een heel beroemde foto (Kent State University, John Filo, 1970)

Het origineel (onderaan) heeft nog een extra element.

Regel 3: De achtergrond (artefacten en vlakken)

Je moet vlak voor je de knop indrukt je oog nog eens over de hele foto laten gaan om te zien of er geen domme toevalligheden op je foto gaan staan, dingen die nu niet echt opvallen maar straks, als je met twee dimensies zit in plaats van drie, des te meer. Die paal daar 20 meter verder, je weet dat het zo niet is maar gaat het er op de foto niet op lijken dat die uit de kop van jouw modelletje komt? Of dat bord op de kast op de achtergrond, van de zettersprijskamp in 1973, wordt die na jarenlang afstoffen plots niet een schitterend aureool rond de kop van het stoutste neefje? Zie "Afbeelding 6".

Maar er zijn niet alleen de artefacten. Heb ook oog voor het soort achtergrond als je binnenshuis een foto neemt. Een donkere kast als achtergrond is zelden mooi, vooral als de ontwikkelingslabo's er bij de afdruk een donker ongedifferentieerd vlak van maken. Een lichte muur toont dan weer al te gemakkelijk de schaduwlijnen van de flits. Dikwijls kan het geen kwaad als jouw modelletje binnenshuis een beetje afstand neemt van de grote vlakken achter haar: een stapje naar voor dus, jouw richting uit.

Regel 4: wil iedereen precies op dezelfde afstand gaan staan?

Licht neemt kwadratisch af met de afstand. Stel dat je een foto wil nemen van 3 mensen in de sofa. Voor de afwisseling ga je er niet gewoon pardaf vlak voor staan, maar je neemt ze een beetje van opzij, ze moeten hun hoofd een kwart draaien om in de lens te kijken. Als je niet oplet, is de eerste met al dat geflits overbelicht, de tweede is OK, en de derde zit precies in het donker. Je kan dan proberen om wat meer lampjes aan te steken in de kamer, of Je kunt ze aan het raam zetten met sofa en al, als je maar ander en beter verstrooid licht hebt dan dat van de flits.

Je kan ook eventueel enkele passen achteruitgaan en vervolgens wat sterker inzoomen. De sterkte van het licht waarmee je je teergeliefden beflitst, neemt immers kwadratisch af met de afstand tussen beide partijen. Het verschil in lichtsterkte tussen de persoon vooraan en achteraan zal minder dramatisch zijn wanneer zij met een telelens getrokken zijn vanop een afstand. Je riskeert dan wel dat de schaduwen harder worden, omdat de flitslamp zelf vanop die afstand verschrompelt tot een lichtpunt (zie Deel 3: licht en flits).

Regel 5: waar is die kleine?

Je kind of kleinkind is aan 't spelen in de tuin en het is zo'n geweldig tafereel, hoe die kleine de bal achternaloopt. Je wil dat vastleggen met het oog op 2025, wanneer de kleuters groot zijn geworden. Je neemt dus een foto en een week later, als je ze bekijkt, achteraf op de computer... 't is niet dat het anders is dan in de zoeker, maar je realiseert je nu toch plots dat er eigenlijk weinig kleuter en veel gras op de foto staat. Als je het opnieuw mocht doen, je had wat meer ingezoomd op die kleine. Minder gras en meer peuter!

Je moet bedenken wat je eigenlijk wil: een foto van jouw hoofdpersonage met op de achtergrond de Eiffeltoren (of wat dan ook), of een foto van de Eiffeltoren met als toetje jouw dierbaren. Ze mogen er allebei opstaan natuurlijk, de figuren zowel als de toren want samen vormen ze een beeld van een plaats en een tijd; maar je moet nadenken over de verhouding tussen de twee. Opa en oma in de grote sofa in de huiskamer, vooruit: wil je ze met groeven en al? Of wil je een herinnering aan jouw huiskamer, met henzelf als al-bij-al beweeglijkste component? In het eerste geval neig je tot een close-up foto, met weinig entourage: twee gelukkige, beeldvullende koppen tegen een onscherpe achtergrond. In het tweede geval zoom je uit tot het niet meer interessant is en dan zoom je opnieuw een beetje in. Het resultaat is dan bijvoorbeeld:

"Huiskamer inclusief oma en opa vooraleer alles herschilderd werd."

Regel 6: kikker- of vogelperspectief

Als men jou liet doen, dan werden al je foto's getrokken vanop een hoogte van 1m75 (+/- 15 cm), nietwaar? Daar waar jouw oog zich bevindt. Daar is niks mis mee, het is vanop die hoogte dat jijzelf dag in dag uit de wereld bekijkt. Maar weet dat er andere mogelijkheden zijn. Veronderstel dat je een foto neemt van een groep mensen in de kerk. Vanop ooghoogte zie je de voorste rij plus enkele koppen uit de tweede rij plus nonkel X die kaal is op rij 4. Maar doe jouw schoenen eens uit en ga eens op een stoel staan, van daaruit heb je plots bijna alle gezichten op de foto! Hetzelfde wanneer de hele familie rond de tafel zit met Kerstmis: verhef uzelf een halve meter en je krijgt een veel beter overzicht, zowel over de tafel als over de mensen errond. En meestal kijken ze nog recht in de lens ook wanneer je daar staat.

Hetzelfde maar dan in de andere richting wanneer je kinderen fotografeert. Jij grote nonkel, jij zet dat kind natuurlijk op de foto vanuit jouw nonkel-perspectief. Maar buig eens door de knieën totdat je oog in oog staat met de kleine! Je zal zien dat hij of zij er beter opstaat.

Hoofdfiguur is miet centraal

Afbeelding 6: Weg van het centrum.

Dit gezegd zijnde: de lens een beetje vanuit de hoogte kan meestal geen kwaad. De wereld zit nu eenmaal zo in mekaar: jij en de gemiddelde opgegroeide medemens, jullie zijn de referentie en soms is dat maar best ook. Als je een foto neemt van tante in de zetel bijvoorbeeld, daal dan niet af tot haar niveau want dan vestig je vooral de aandacht op haar benen en negen kansen op tien dat ze daar niet gelukkig mee is. Ze zal je dankbaar zijn voor een beetje vogelperspectief.

Regel 7: weg met het centrum!

Weersta aan de gewoonte om alles centraal op de foto te zetten. Oom en tante, vriend en vriendin, zij zijn belangrijk, daar niet van. Maar door hen links of rechts te plaatsen, suggereer je iets extra. Het intrigeert. Het maakt je foto dikwijls heel wat interessanter.

Regel 8: doe iets ongewoons

Trek je van al deze regeltjes niet teveel aan. Experimenteer! Leg je met je camera op de grond. Kom met je groothoeklens ontiegelijk dicht bij die dode rat. Trek een half aangezicht in plaats van een heel. Maak een onscherpe foto. Het levert vast nieuwe ideeën op.