Oorspronkelijk gepubliceerd in 2006

Beter flitsen

Flitsduur en -sterkte

De lichtflits van een flitser is van heel korte duur. Hoe kort is moeilijk te zeggen, want het varieert van flitser tot flitser. Beeld je voor het gemak even in dat het 1/1000s is. De sluiter blijft meestal veel langer open dan dat. Daardoor wordt de hoeveelheid flitslicht die op de sensor valt niet gedicteerd door de sluitertijd. Die hoeveelheid wordt uitsluitend bepaald door het diafragma: als dat wijd open is, dan kan er veel flitslicht passeren en anders minder.

Omdat je niet meer flitslicht opvangt door langer te belichten, kan je door manipulatie van de sluitertijd de verhouding tussen beide lichtbronnen (flitslicht versus aanwezig licht) regelen. Dat is een zeer belangrijk inzicht. Als je flitst met een korte sluitertijd, dan is het aandeel van het flitslicht in het totaal relatief groot.

De foto's hieronder illustreren dit. (Klik op de radiobuttons om ze allen te zien.)

Invloed sluitertijd op flitslicht en natuurlijk licht

Afbeelding 1: Invloed sluitertijd op flitslicht en natuurlijk licht.

sluitersnelheid 1/30s, diafragma f/5.6, zonder flits
sluitersnelheid 1/60s, diafragma f/4, zonder flits
sluitersnelheid 1/30s, diafragma f/5.6, met flits
sluitersnelheid 1/60s, diafragma f/4, met flits

De eerste twee foto's in Afbeelding 1 tonen aan dat de belichting niet verandert als je de sluitertijd verdubbelt en tegelijkertijd het diafragma halveert (deze twee foto's hebben we hier al getoond). Beide aanpassingen heffen mekaar op. Dat is dus oud nieuws, maar de derde en vierde foto tonen aan dat de veranderingen wel degelijk effect hebben op het flitslicht. Het grotere diafragma (f/4) in foto 4 laat meer flitslicht door dan in foto 3. Waar de flits niet komt, blijft alles echter hetzelfde, net zoals in foto's 1 en 2.

Van doe-het-zelf naar TTL

De afstand tot je onderwerp -dat was vroeger het enige waar je moest op letten als je flitste: die afstand bepaalde het in te stellen diafragma en dat was het. Was de afstand groot, dan moest het diafragma ver open. Hoe ver precies kon je bepalen aan de hand van het richtgetal van je flitser (zie de verpakking) en de formule:

richtgetal = afstand * nodige diafragma

En dus:

nodige diafragma = richtgetal / afstand

Deze formule zegt bijvoorbeeld dat voor een flitser met richtgetal 22 een diafragma van f/22 precies volstaat om iemand op 1 meter correct te beflitsen (de formule gaat stilzwijgend uit van 100 ISO). Voor een sterkere flitser, met richtgetal 45 bijvoorbeeld, moet het diafragma kleiner zijn, nl. f/45, anders wordt er overbelicht.

Het juiste diafragma wordt ook bepaald door de ISO-waarde; je kon dat allemaal aflezen van een sticker die je op de flitser plakte als geheugensteun.

Gebruiksvriendelijker zijn de flitsers met een "auto"-instelling. Daarmee moet je geen afstanden meer berekenen: de flitser meet via een sensor het licht dat gereflecteerd wordt tijdens de flits en schakelt zichzelf uit zodra het genoeg is -niet eerder en niet later. Dus als jouw onderwerp dichtbij staat of een wit bloesje draagt, dan stopt de flitser al gauw (er wordt veel licht gereflecteerd); draagt ze een zwart bloesje, dan duurt de lichtflits wat langer. De logica van dit alles bevindt zich in de flitser zelf. Soms moet je zelf nog ingeven (op de flitser) welk diafragma en ISO zijn ingesteld op de camera, maar meestal gebeurt die communicatie automatisch.

Nòg iets beter zijn de TTL-systemen. Die werken volgens precies hetzelfde principe (een sensor -dit keer echter in de camera- meet het teruggekaatste licht en laat de flitser weten wanneer het genoeg is) maar het licht wordt hierbij gemeten door de camera zelf, zoals het door de lens passeert, vandaar TTL, "Through The Lens". Hierbij moet niets meer gecommuniceerd worden tussen camera en flits omtrent diafragma en filmgevoeligheid, en beter nog: vermits de lichtinval door de lens gemeten wordt, wordt automatisch rekening gehouden met alles. Als boutade kan je zeggen dat een TTL-systeem merkt wanneer je lensdop nog op je lens zit; een "auto" systeem op de flitser niet. Hetzelfde voor filters op de lens: de flitser weet niet dat die er zijn, maar de camera merkt het aan het teruggekaatste licht.

Digitale camera's gebruiken het oude TTL-systeem niet langer, omdat de digitale sensor het licht anders reflecteert dan film en de klassieke TTL-meting daardoor minder betrouwbaar is. Tegenwoordig kiest men meestal voor een variant waarbij gebruik gemaakt wordt van een zwakke voorflits, afgevuurd met wijd open diafragma vlak voor de echte flits. Op basis van die voorflits worden de karakteristieken van de scène gedetecteerd. Deze voorflits heeft echter soms tot gevolg dat je model met de ogen knippert op het ogenblik dat de foto gemaakt wordt. Sommige mensen reageren immers heel snel op die voorflits; anderen minder maar het zal jou, professionele beeldenschieter, maar overkomen dat de bruid in jouw fotoreportage er last van heeft.

Effect teruggekaatst flitslicht Effect direct flitslicht Effect gereflecteerd flitslicht

Afbeelding 1a-2a-3a: Effect van flits.

Bij 1a werd geflitst via het (witte) plafond; bij 2a werd direct geflitst, en bij 3a met behulp van een "diffuser" (zie Afbeelding 3 hieronder)

De kwaliteit van het licht

We hebben nu net alleen maar gepraat over de sterkte van het flitslicht en niet over de kwaliteit ervan. Licht is best als het diffuus is -zoals bij een bewolkte hemel die het zonlicht naar alle kanten verstrooit. Die verstrooiing moet je binnenshuis emuleren. Wij illustreren dat aan de hand van 2 verschillende reeksen foto's: één uit de praktijk (een kind aan tafel, links), en één geënsceneerde (onderaan).

De foto's in Afbeelding 1a-2a-3a (links) zijn vlak na mekaar genomen onder dezelfde omstandigheden; de eerste met een flits via het (witte) plafond, de tweede werd direct geflitst en de derde via een wit plaatje bovenop de flits dat het flitslicht reflecteert (zie Fig. 3 infra). De muur is in werkelijkheid wit en het tafelblad is van gesmoord glas.

Een ander voorbeeld staat hieronder. De foto's van Mickey Mouse, Sinterklaas en een beer die anoniem wenst te blijven, zijn gemaakt in een bijna geheel verduisterde kamer; het licht komt dus bijna exclusief van de flitser. Eén foto is gemaakt met de ingebouwde flitser van het fototoestel en drie met een externe flitser (één "direct" geflitst, zoals bij de ingebouwde flitser, één via het opgestoken reflectiescherm en één met reflectie via het plafond). Om de effecten van de verschillende flitsmethodes te vergelijken kan je de radiobuttons aanklikken of gebruik maken van de pijltjestoetsen van het toetsenbord.

Bemerk in de eerste plaats hoe het karakter van de figuurtjes verandert onder veranderende lichtomstandigheden, ook al hebben ze naar eigen zeggen niet bewogen tussen de sessies in.

Effect van Flitslicht (direct, via plafond, reflectiescherm)

Afbeelding 2: Effect van flits.

Externe flits, direct
Externe flits, via reflectiescherm
Externe flits, via plafond
Ingebouwde flits

De foto met de ingebouwde flits is louter ter illustratie. De schaduwen vallen hier iets anders dan bij de externe directe flits omdat die fysiek iets hoger geplaatst is.

Flits direct en indirect

Afbeelding 2a: Flitsen via het plafond en recht vooruit

Bij flitsen via het plafond zou je soms willen dat je nog een tweede, kleine flitser hebt als ondersteunende directe flits (om meer definitie te geven aan het onderwerp). Sommige flitsers hebben dat ingebouwd maar als dat bij jou niet het geval is, kan je je behelpen met de oplossing die je hier ziet. Je koopt een taart bij de bakker; je gooit de taart weg maar de doos snij je in stukken en je steekt het resultaat op je flitser. Die flitst naar boven, maar een deel van het licht zal naar voor worden gereflecteerd -en meestal is dat genoeg.

Flitsen via het plafond

De zon komt van boven. Licht van bovenaf komt het meest natuurlijk over. Onder andere daarom is het van het grootste belang dat de kop van je flitser kan draaien -naar boven en onder, maar ook van links naar rechts als je je toestel kantelt- want dan kan je in gelijk welke stand flitsen via het plafond, wat veel natuurlijker overkomt dan het directe, harde licht van een recht-toe-recht-aan flits.

Je ziet dat hier ook bij de tafelfoto's: de directe flits licht alles op, maar bij lichtinval via het plafond vallen de schaduwen zoals wij het van hen gewend zijn.

Ook in de Mickey Mouse-sessie geeft de flits via het plafond een heel ander beeld dan de rest. Er zijn geen schaduwen achter de figuurtjes (Mickey Mouse heeft geen valse extra-oren) en zie bijvoorbeeld ook hoe anders de deken gerimpeld is.

't Is echter niet al goud dat blinkt.

Vooreerst gaat er langs het plafond veel licht verloren door verstrooiing en opslorping. Je koopt dus best een krachtige flits (één met een hoog richtgetal) als je langs een omweg wilt flitsen.

Daarnaast krijgt jouw onderwerp in vergelijking met de directe flits minder "definitie". Stel dat je 's nachts buiten staat en je zaklamp van vlakbij richt op je vriend. Je ziet de puttekes in zijn gelaat veel beter dan wanneer hij recht tegenover jou aan tafel zat in het licht van de keukenlamp. Dat is eigenlijk een ander facet van die "hardheid" van de directe flits: het toont meer details. Het geeft meer definitie -ook als dat niet gewenst is.

Het plafond is best wit van kleur. Andere lichte tinten kan je nadien nog bijwerken met kleurcorrectie in software.

Je moet tenslotte ook hier opletten voor ongewenste schaduwen, al zijn ze van een andere soort dan bij direct flitsen. Als de ogen van je model diep in de kassen liggen en je flitst via het plafond, dan is de kans groot dat de schaduw van de oogkassen en de wenkbrauwen over haar ogen valt. Dat is des te meer een probleem wanneer de fotograaf dichtbij staat en het licht van zijn flits bijna loodrecht van boven komt. Dit is trouwens de reden dat je altijd recht naar omhoog moet flitsen als je het plafond in jouw plannen betrekt. "Met licht wordt niet gebiljart", zou Einstein zeggen als hij nog in leven was.

Afbeelding reflector

Afbeelding 3a: Flitsen met reflector.

De flitskop is licht naar voor gekanteld; op die manier beflitst hij de witte reflector. Dat gereflecteerd licht belicht vervolgens de scène. Alles aan lichtsnelheid, dus niemand moet zich zorgen maken omtrent de timing.

Flitsen via een reflectiescherm

De meeste kantelbare flitsers hebben een ingebouwd, uitklapbaar reflectieschermpje. Als je naar het plafond flitst met opgestoken schermpje, zal een klein deel van het flitslicht rechtstreeks naar voor worden gestuurd. Dit voorkomt schaduwen onder de oogkassen etc.

Een tussenvorm is de gekantelde reflector die getoond wordt hiernaast (het is een oude foto). Het licht wordt via een omweg naar voor gestuurd, dus niet via het plafond.

De schaduwen van deze flits-via-reflectie zijn minder hard (afgelijnd) dan die van de directe flits, zoals te zien is in de Mickey Mouse-foto's. Dat komt onder meer omdat de lichtbron groter is geworden. Een klein lichtpunt (zoals een flitslamp) levert immers harde schaduwen op.

In vergelijking met de plafondflits bemerken we dat er meer detail wordt weergegeven, maar dat de natuurlijke lichtinval ontbreekt.

Direct, zonder reflectie

De foto's bij direct flitsen hebben iets meer definitie en de kleuren meer "punch" dan bij de plafondflits. Maar de schaduwen zijn zo sterk afgelijnd dat ze storen. Mickey Mouse en het beertje zijn één en al oor en hun gelaatsuitdrukking is in vergelijking met de andere flitsmethodes verhard.

Een ander nadeel van een directe flits (waar de actoren in deze setup niet onder te lijden hebben) is het verhoogde risico op rode ogen. Vooral bij kinderen en in donkere ruimtes (wanneer de pupil wijd open staat).

Teveel flitslicht, te weinig achtergrond

Afbeelding 4a: Alles flits.

Er is te weinig licht in de kamer en de flits moet het werk alleen doen zonder dat de voorgrond wordt overbelicht. Een typische flitsfoto.

Tips!

Binnenshuis

Als je binnenshuis flitst -en dat geldt zowel voor de directe flits als voor de flits via het plafond- moet je er eerst en vooral voor zorgen dat je zoveel mogelijk licht binnenkrijgt nog voor je hebt geflitst.

's Avonds kan je hier en daar een lampje aanknippen, of een gordijn openen als er buiten nog een zweem licht is. Je opteert voor een groot diafragma, een lange sluitertijd en een hogere ISO (tot 800 ISO is doorgaans volkomen OK). Wat je dan nog tekortkomt, wordt automatisch aangevuld door de flitser.

Als de achtergrond toch nog te donker oogt tegenover de voorgrond, probeer je in de eerste plaats de sluitertijd nog verder te verlengen. Daarmee vang je het aanwezige licht langer op; voor het flitslicht maakt het niets uit.

Er zijn nog enkele andere trucs. Je kan verder af gaan staan en extra inzoomen. Omdat het licht immers kwadratisch afneemt met de afstand, is het verschil in belichting tussen 2 voorwerpen op 1 meter en 2 meter van jou groter dan het verschil tussen diezelfde 2 voorwerpen op 4 en 5 meter van jou.

Een voorbeeld: stel dat de persoon die jij wil fotograferen 1 meter van je verwijderd is. De attributen in de achtergrond bevinden zich op 2 meter (2x zo ver). Dan krijgt jouw model 4x meer flitslicht dan de achtergrond (oftewel 2 stops). Stap een meter achteruit, en het verschil verkleint tot 1.25 stops (al moet de flitser langer flitsen, daar niet van); nog een meter achteruit en het verschil tussen model en achtergrond bedraagt nog 0.67 stops.

Het probleem is echter dat, de flits daarmee meer en meer verschrompelt tot een lichtpunt en daardoor hardere schaduwen oplevert. Hoe verder je van je onderwerp afstaat, hoe kleiner je lichtbron wordt.

Overdag heb je misschien last van overbelichte ramen. Dan moet je beginnen met de sluitertijd op flitssynchronisatiesnelheid te zetten, d.w.z.: zo kort als je kan.

Bij witte plafonds probeer je altijd te flitsen via dat plafond. Om schaduwen rond de oogkassen te vermijden bij portretten, helpt het om het kleine ingebouwde reflectiestrookje van de flitser op te steken.

Buiten

Een zonsondergang fotograferen met flits heeft geen zin. Ook de Eiffeltoren heeft weinig baat bij dat extraatje afkomstig van de flits. Toch is het soms aan te raden om ook buiten te flitsen.

Het is dikwijls moeilijk om foto's te maken van mensen in volle zon. Ofwel valt hun aangezicht ten prooi aan de afwisseling van zon en schaduw (één lange neus is hiervoor al voldoende), ofwel zitten zij met dichtgeknepen ogen te wachten tot de foto gemaakt is. Aan die ogen kan je niet veel doen, maar de schaduwen kan je oplichten met een invulflits. Die maakt de overgangen minder scherp.

Overweeg ook om te flitsen als je mensen fotografeert in een sneeuwlandschap. In vergelijking met de witte omgeving zullen de gezichten anders misschien onderbelicht zijn, omdat de lichtmeter zich om de tuin laat leiden door de glinsterende sneeuw.

Maar altijd: beter te weinig flitsen dan te veel. Als je buiten te uitbundig flitst, lijkt het soms alsof de beflitste figuren op de achtergrond zijn geplakt. De kunst is om alles juist te belichten zonder te laten zien dat er geflitst werd.

Interessante links

Harmsen, Nando
Fotograferen met een flitser