Dreticus
Oorspronkelijk gepubliceerd in 2005
Praktische problemen
Probleem 1: de vensters zijn overbelicht
Op een mooie zomerdag neem je een foto van het interieur bij je thuis (met flits), maar de buitenwereld die door de vensters naar binnen piept, is overbelicht. In dit scenario zijn er twee (bijna) onafhankelijke lichtbronnen: de zon in het venster en het flitslicht dat het interieur belicht.
Je kan de verhouding tussen de twee bronnen alleen veranderen via de sluitertijd: een kortere sluitertijd zal de overbelichting in de ramen verminderen, terwijl het flitslicht zelf onaangeroerd blijft. (Als je daarentegen het diafragma verandert, verander je beide lichtbronnen tegelijkertijd.)
In praktijk ga je als volgt te werk.
zet de camera op M (manuele belichting)
kies spotmeting
stel de flitssynchronisatietijd in voor de sluiter (= de kortst mogelijke belichtingstijd met de flitser "aan").
Richt het focuspunt op een venster (het helderste gedeelte) en kies in eerste instantie het diafragma dat het histogram centreert. Zet het diafragma vervolgens 2 stops verder open (bv. van f/8 naar f/4. Of van f/11 naar f/5.6).
Hiermee heb je net geen overbelichting van de vensters plus een zo sterk mogelijke (flits)belichting van het interieur.
Er is nog een beetje speelruimte als de flitser te zwak blijkt om de kamer te verlichten met dit diafragma. Kies in dat geval voor een nog groter diafragma (1/3 tot 1/2 stop extra). Je krijgt dan meer flitslicht en meer licht in de ramen, maar het is niet erg als die een klein beetje worden overbelicht, want dat kan je achteraf corrigeren met software (zoek naar "Highlight Recovery", "Luminance Restoration", ...). Het is trouwens ook niet zo erg als het interieur nog steeds ietwat onderbelicht blijft, want ook dat oogt niet onnatuurlijk en ook dat kan je achteraf nog gedeeltelijk ophalen (met "Fill Light", "HDR", ...).
Samengevat: selecteer eerst de kortst mogelijke sluitertijd waarmee je nog kan flitsen, en vervolgens de diafragmawaarde die het licht in de ramen net niet overbelicht. De finishing touch is voor achteraf, op de computer.
Afbeelding 1: Achtergrond te donker.
Dit komt vooral voor als je direct flitst. Als het kan, flits je beter via het plafond.
Probleem 2: de achtergrond binnen is veel te donker
Dit is bijna het omgekeerde probleem. Je neemt een foto van iemand binnen in huis (met flits), en hoewel de persoon zelf goed belicht wordt, is de achtergrond (de rest van de kamer) te donker. Wat kan je daaraan doen?
Zet de sluiter langer open -dus het omgekeerde van Probleem 1. Daardoor zal de donkere achtergrond langer worden belicht. De belichting van je model zelf verandert niet, want die komt van de flitser en de sluitertijd heeft daar, zoals gezegd, geen invloed op.
Als de flitser op "auto" staat ("TTL", "eTTL", ...), dan kan je ook het diafragma vergroten (bv. f/3.5 in plaats van f/5.6). In dat geval komt er meer natuurlijk licht binnen. De flitser zal zich aanpassen door minder fel te flitsen.
Zoals eerder gezegd kan je de donkere delen van het beeld ook oplichten achteraf met je software-programma.
Probleem 3: portret perspectief
Afbeelding 2: 28mm versus 70mm
Deze foto's werden vlak na elkaar genomen; de eerste met een 28mm lens, de tweede met een 70mm.
Neem je iemands portret, gebruik dan bij voorkeur een lens niet wijder dan 80mm (voor APS-C camera's ongeveer 50mm); anders riskeer je perspectiefvertekening, zoals een te geprononceerde neus. Deze vertekening komt doordat je met een wijde lens te dichtbij moet komen om de foto te maken.
Nog meer tele dan 135mm (85mm in APS-C) doet het perspectief verdwijnen; de foto wordt "plat".
Kinderhoofdjes verdragen doorgaans wijdere lenzen, omdat hun gelaat harmonieuzer is dan dat van de grote mens; maar vooral die grote mens doe je dus plezier met een trekkenverzachtende 80-135mm.
Probleem 4: rode ogen
Rode ogen krijgt je als je recht in de ogen flitst. Het komt dan vooral voor bij kinderen en in donkere ruimtes, wanneer de pupil wijd open staat. Je kan dit tegengaan met verscheidene middelen.
Je kan een voorflits geven om de pupil te vernauwen. Je riskeert dan echter een oogknippering op het moment dat de foto gemaakt wordt, want sommige mensen reageren erg snel op die eerste flits.
Het helpt als je het interieur lichter maakt, bijvoorbeeld door enkele lampen aan te steken, want daardoor vernauwt de pupil. In het extreme geval dwing je iedereen om even in het licht van een lamp te kijken en dan, pardaf, in de lens. (Foei!)
Vermijd echter vooral dat het flitslicht rechtstreeks in de pupil valt. Het risico daarop is het grootst als de flitser vlak boven de lens geplaatst is, zoals bij de meeste ingebouwde flitsers.
Met een kantelbare flitser kan je via het plafond flitsen als dat er is. Of via een zijmuur. Als dat niet kan, probeer dan met een reflector, die heeft alvast het voordeel dat hij iets boven de flitser uittorent.
Afbeelding 3: Knip- en plakwerk?
Het lijkt erop dat de figuren achteraf op de foto zijn geplakt. Je ziet some iets gelijkaardigs in oude Hollywood-films. De held maakt een autorit door de bergen met zijn nieuwste verovering. Hun haren wapperen in de wind, maar je ziet dat alles in de studio gefilmd is in een wiebelende auto met de bergen erachter geprojecteerd.
Probleem 5: fill-in flash (invulflits)
De avond valt en je wil een foto nemen van je model met op de achtergrond de zonsondergang. Of 't is prachtig weer buiten en je model zit rustig in de schaduw van het terras. als je niet flitst, zal er niet veel meer te zien zijn dan een donker wezen onder een afdak. Flits je met de volle goesting, dan lijkt zij achteraf op de foto geplakt.
Het komt meestal op hetzelfde neer: je moet zo proberen te flitsen dat het niet opvalt dat je hebt geflitst.
Om dat te bereiken moet je de achtergrond correct belichten en de persoon zelf oplichten met een invulflits. Gebruik daarvoor een flitscompensatie van -1 2/3 (oftewel -5/3). Daarmee is de verhouding tussen de invulflits en het omgevingslicht ongeveer 1:3, en dat is naar verluidt wat je nodig hebt voor een natuurlijke "look".
De foto hiernaast is dus niet goed: de drie personen hebben het niet alleen ferm koud, het lijkt ook alsof ze achteraf op de foto zijn geplakt. (De gebruikte flitscompensatie was -1).
Probleem 6: mijn strandfoto's trekken op niks
De foto's aan zee mislukken, en die van de vakantie rond de vijver ook: de lucht is veel te bleek, het water glinstert dat het pijn doet aan de ogen en de rest is donker, dit-en-dat is overbelicht...
Afbeelding 4: Polarisatiefilter (50mm, 1/180s, f/5.0, flits)
Dit is de Belgische kust, niet de Cote d'Azur!
De oplossing is: een polarisatiefilter. Daarmee wordt de lucht boven Blankenberge azuurblauw. Het reduceert daarenboven de weerspiegelingen van de zon op het water. Het effect is te vergelijken met dat van een goede, neutrale zonnebril die je doet vergeten dat hij op je neus staat. Dat er licht wordt weggenomen, is op het zonovergoten strand van Blankenberge geen probleem.
Aan zee kan je trouwens best een beetje overbelichten (bv. +1.0 EV compensatie). Een lichtmeter wordt euforisch van glinsterende zandkorrels en waterdruppels. Hij ziet een goudmijn aan licht en oordeelt dat er zeer zeer kort moet worden belicht. In werkelijkheid is er minder licht dan de lichtmeter denkt; het geglinster strooit zand in de ogen. In geval van twijfel: raadpleeg het histogram.
Een polarisatiefilter komt ook van pas als je voor een venster staat en een foto neemt van de wereld daarachter; het reduceert de weerspiegelingen van het glas.