(uit het Geels Schaaktijdschrift, 2006, door Kamiel Deknijper)

Oorspronkelijk gepubliceerd in 2006

Vanop de canapé: de onkwieke zet

Beste schaker, de vorige 2 bijdragen van Kamiel aan het schaakspel zijn ondertussen al meer dan 10 jaar oud. Het is dus niet meer dan normaal dat ge u afvraagt hoe het ondertussen met hem is verlopen. Heeft hij de besproken tips zelf in praktijk gebracht en zo ja, hoeveel elopunten heeft hij er dan naar eigen zeggen aan verdiend?

Wel, we hebben het uitgerekend en het is pure win-win. Kamiel heeft gedurende al die jaren 137 officiële partijen gespeeld en heeft daarin zijn tegenstanders 300 elopunten afhandig gemaakt. Gezien het feit dat zijn tegenstanders in diezelfde 137 partijen ook elopunten via hem hebben verworven -een dikke 350 om precies te zijn-, is de eindbalans voor beide kanten positief. Ge doet er werkelijk niet slecht aan om zijn trukendoos in praktijk te brengen.

Kamiel heeft deze 300 elopunten niet binnengehaald met laag-bij-de-grondse truken, doch ook niet met het fijnere werk. "'t Was ergens tussenin", zou hij verklaren als ge hem interviewde. En vandaag gaan we het hebben over zo'n typisch tussenin-ding: niks onsportiefs maar ook niks te hoog gegrepen, gewoon een zet waarmee ge uw tegenstander in de gordijnen jaagt terwijl ge er zelf met een verbaasd gezicht kunt naar kijken. Het is de truc van de onkwieke zet. Erg dikwijls kunt ge er niet gebruik van maken, dat niet, maar het levert u of uw tegenstanders op 10 jaar tijd toch gemakkelijk 25 elopunten op.

De onkwieke zet wordt technisch best geïllustreerd met een voorbeeld uit de praktijk. We gaan uit van stelling 16 hieronder. We bevinden ons midden in een partij.

Stelling 16: Wit wilt oprukken

Stelling 16: 128) ...Ke5!

Wit aan zet ziet heil in het oprukken van de c-pion om amok te maken in het centrum (rechtsboven, buiten beeld)

Wit zou hier doodgraag met zijne pion aan een spetterende opmars beginnen. In uw plan -wordt wakker, want dat zijt gij met de witte stukken- gaat die pion zo meteen het centrum op zijn kop zetten. Maar om stokebrand te spelen moet ge eerst ter plaatse geraken natuurlijk en als ge naar boven wipt op de c-lijn, slaat de zwarte pion "en passant".

Er is iets met dat "en passant". Om na te gaan of er "en passant" kan geslagen worden, moet een schaakprogramma dezer dagen bij elke stelling een beslissingsdiagram doorlopen. Euwe himself zou het resumeren als volgt:

Dit beslissingsdiagram wordt voor elke stelling opnieuw overlopen en als ge weet dat de programma’s van tegenwoordig miljoenen stellingen per seconde afhaspelen, dan beseft ge dat zo’n schaakprogramma eigenlijk de hele tijd aan "en passant" zit te denken. Terwijl ge zelf maar eens om de 5 jaar "en passant" slaat. En toch is de "en passant"-kwestie ook bij u telkens het allereerste waaraan ge denkt als iemand een pionzet doet, en ge verwacht van uwen tegenstander hetzelfde want het heeft iets triomfantelijks, die "en passant", het wordt in de clubboekskes default met een uitroepteken bedacht, alsof alleen de kaper-van-dienst de mogelijkheid had voorzien -terwijl gij verdorie zelf niet liever doet dan iemand "en passant" te slaan!

De drukkende realiteit was echter dat uw pion in stelling 16 niet kon oprukken, niet? Nee beste lezer, da's maar een gedacht, uw pion kan zonder gevaar oprukken. ‘t Is zelfs niet moeilijk: ge schuift hem gewoon één vakje vooruit en geen twee. Voilà.

Ge kijkt nu nog eens ongelovig naar Stelling 16. Dan slaat mijn tegenstander die pion evenzeer en het gevolg is precies dezelfde stelling als na het slaan "en passant"! zegt ge. Kijk maar! En ge tovert de twee eindstellingen op het bord:

Stelling 17: Na en passant

Stelling 17. Na 14. c4 bxc4 ep! (wit geeft op)

Stelling 18: Zonder en passant

Stelling 18. Na 14. c3 bxc3 !?

't Is dezelfde stelling, wis en zeker. Er is hoogstens een psychologisch verschil: in stelling 17 zijt gij (met wit) de schlemiel en in stelling 18 niet, want daar hebt ge uwe pion voor uwen tegenstander zijn voeten geworpen met de woorden "hier is 'm! Ik moet 'm niet!". Achteraf aan de toog wordt ge op uw woord geloofd als ge zegt dat ge zwarts 14. … bxc3 had voorzien, terwijl er bij "en passant" twijfels rijzen, gevoed door uw vijanden. Alleen daardoor al moet ge die pion 1 vakje laten vooruitgaan in plaats van 2.

Met dat psychologisch gedoe achteraf wint ge natuurlijk geen punten. Het enige van tel hier is dat uwen tegenstander uw pion na 14. c3 niet zal slaan. Stelling 18 is met andere woorden een theoretische stelling, dit wil zeggen: één waar gij geen last van hebt. Ge hebt het er te duidelijk voor gedaan. ‘t Is te evident. Na 14. c3 valt hij bijna van zijn stoel, uw tegenstander -en dan maakt nimf Verwarring haar opwachting. (Dat is geen nimf-op-zich; ze zijn gewoon met velen.) Wat beoogt wit met 14. c3, spreekt zij uit haar vele monden. Niemand ziet het. Dat gij gewoon wilt doorstoten naar c4 is niet meer aan de orde, ge deed het daarnet al niet. Het zijn de alternatieven die moeten worden onderzocht. Uw tegenstander zet zijn rekenapparaat in gang, tjak tjak tjak, het ene alternatief na het andere sneuvelt vooraleer het opnieuw onder de loupe wordt genomen en als hij er bijna uit is, komt daar als een boemerang de kwestie terug waarom die pion ostentatief wordt aangeboden. Dat zou hij eens graag gedemonstreerd zien zie, dat ge die slaat op de volgende zet -dan kondt ge de stukken in de doos steken. Hahaa, neem maar op b4, zegt uw tegenstander, doe maar! Wie vraagt, die krijgt!

En tevreden over zichzelf speelt hij aan de andere kant van het bord een afwachtende zet. Waarop gij, gij die verondersteld wordt om te slaan ("de consequentie van wits voorgaande zet" in de boekskes) uw pion van c3 naar c4 schuift. Heel gewoon. Met het tempo dat ge afgeeft, verwerft ge straks de oppositie.

Zover komt het echter zelden, want na 15. c4 is uw tegenstander de schlemiel. Straks wordt hij uitgelachen met zijn zogenaamde stille zet. Hij kan moeilijk ontkennen dat hij niet zag wat er gaande was. Maar op de vraag waarom hij het dan deed, weet hij niks te zeggen. Bied hem na afloop een traktatie aan -het kost u niets want wees gerust, hij heeft plots verplichtingen thuis! Het vrouwke was al niet wel en morgenvroeg worden de kinderen om half acht op de chiro verwacht.

Nog een slotbeschouwing. Het moet niet altijd "en passant" zijn, ge kunt een onkwieke zet ook uitvoeren met echte stukken maar dat zijn dan heel specifieke situaties. Het gemeenschappelijk kenmerk is (a) dat ge een bepaalde zet niet speelt omdat die u na het evidente doch fraaie antwoord van uw tegenstander naar de nederlaag leidt; (b) dat ge met de domst voorradige zet vervolgens zo om dat fraai antwoord smeekt dat het zijn fraaiheid verliest (en daardoor niet wordt gespeeld); (c) waarna ge op de meest onnozele wijze uitvoert wat kort voordien nog uitgesloten leek te zijn.

Tien jaar, en 25 elopunten min-stens.